Tijdens het Congres van Wenen (1815 - 1816), na de val van Napoleon,
werden in grote lijnen de grenzen tussen de nieuwe Koninkrijken bepaald.
Zo ook tussen Pruisen en het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
Een grenscommissie met vertegenwoordigers uit beide landen ging vervolgens
aan de hand van het grensverdrag
aan de slag om de grens tot in detail vast te leggen.
Deze commissie begon op het huidige drielandenpunt Duitsland,
Frankrijk, Luxemburg en ging in noordelijke richting.
Aanvankelijk vorderde de commissie voortvarend: de rivieren Mosel,
Sauer en Our vormden een natuurlijke grens tussen Pruisen en
het tegenwoordige Luxemburg. Meer noordelijk boven Ouren (België),
werden gemeentegrenzen aangehouden, die nu dus ook de grens
tussen de twee staten gingen vormen. Een probleem ontstond
bij het plaatsje Kelmis, La Calamine.
Beide landen interpreteerden de teksten van het grensverdrag op een
eigen wijze en maakten aanspraak op het gebied rond Kelmis.
En niet zonder belang: het gebied bevatte een winstgevende zinkmijn,
uitgebaat door de firma Dony & Cie. Om dit geschil niet te laten escaleren,
besloot de grenscommissie dit gebied op de kaart te markeren en tijdelijk
neutraal te laten.
Zo schoof men het probleem voor zich uit. Later, als de grenscommissie
haar werk klaar had, zouden hun beide regeringen het gebied alsnog aan
een van de twee landen toekennen.
De beide regeringen besloten het gebied in de tussentijd onder
tijdelijk bestuur te plaatsen van zowel Pruisen als de Nederlanden.
En zo was Neutraal Moresnet geboren. Dat de neutrale status meer dan
honderd jaar zou duren, had toen nog niemand voorzien.
Het curieuze staatje stond onder bestuur van twee commissarissen die
respectievelijk door Nederland en Pruisen benoemd waren, kende een eigen,
zeer aantrekkelijk belastingstelsel, was rijk door de inkomsten
uit de zinkmijn, en had zelfs een eigen volkslied.
De tijdelijke status van dit neutrale gebied duurde uiteindelijk
meer dan 100 jaar omdat Pruisen en de Nederlanden (later België) niet
tot overeenstemming konden komen. Daarbij sloot de mijn rond 1884
wegens uitputting, waardoor het economisch belang van het gebied afnam.
Uiteindelijk deden annexaties de grens teniet:
Tijdens de eerste wereldoorlog werd het gebied eerst bezet en geannexeerd
door Duitsland. Na de tweede wereldoorlog maakte het gebied deel uit van het door
België geannexeerde gebied dat Duitsland als schadevergoeding moest afstaan.
In het verdrag van Versailles (artikel 32)
is vastgelegd dat Neutraal Morenset onder Belgisch bestuur zou komen. Daarmee was
ook de neutrale status verdwenen.
De overgang naar Belgisch bestuur verliep uiteindelijk zonder problemen.
De grenspalen
De afpaling van het neutrale gebied dat de vorm van een taartpunt heeft
en dat alles bij elkaar slechts 3,37 km2 besloeg, had nog veel voeten in de
aarde. De grens Nederlanden - Pruisen eindigt ten zuidwesten van Kelmis,
bij grenspaal 188. Daar begon onverdeeld Moresnet. De zuidelijke grens
liep over doorgaande weg Luik - Aken tot (toen) het einde van het dorp,
ongeveer twee kilometer verder. Dit stuk werd niet afgepaald;
de grens was duidelijk genoeg. Voorts waren er tussen het begin en het
einde van het dorp twee bijna kaarsrechte grenslijnen, de zogenaamde
westelijke demarcatielijnen en oostelijke demarcatielijn, die ongeveer
5 kilometer noordelijker samenkwamen bij het drielandenpunt te Vaals.
Een taartpunt dus.
Deze grenzen werden aanvankelijk in 1817 opgenomen in de nummering
van de grenslijn Nederlanden - Pruisen en voorzien van dezelfde eikenhouten
grenspalen als langs de rest van die grenslijn. Van de palen met de
nummers 189 t/m 192 bestonden telkens twee of meer exemplaren:
één aan de
westelijke lijn, en één aan de oostelijke lijn. (zie
kaarten).
Bij grenspaal 193 op het drielandenpunt kwamen de lijnen weer samen en
vanaf daar was in de noordelijke richting weer sprake van één
normale grenslijn tussen de Nederlanden en Pruisen.
Net als de andere houten grenspalen, hielden ook de palen rond Moresnet
niet lang stand. Ze werden uit de grond gerukt of omgehakt en verdwenen
in de plaatselijke kachels. Eikenhout is gewild als brandhout.
Rond 1870 (inmiddels waren België en Luxemburg
van de Nederlanden afgescheiden) werd het restant van de houten palen
weggehaald en werden de grenzen gemarkeerd door een zestigtal arduinen
grensstenen, genummerd van I t/m LX (60). Dertig stuks aan de westelijke
lijn (1-30) en dertig stuks aan de oostelijke lijn (31-60).
Deze stenen waren een langer leven beschoren. De meeste stenen staan
er nog, hoewel ze sinds 1919 dus geen enkele functie meer hebben.
Ze vormen daarmee de grafstenen van een 103-jarige
na een kleurrijk en bewogen leven!